Alledagjes: Ode aan de lol

Op Facebook verscheen een berichtje: noem de naam van een ex-collega met wie je allemachtig veel lol hebt gehad en die je mist. Ik hoefde niet na te denken. Richard! Mijn ‘all-time-ever’ leukste en lolligste collega, die ‘Tietia plagen’ tot levenskunst had verheven. Dus ik typte zijn naam onder het berichtje. Vrij snel daarna zag ik dat hij ook mijn naam als reactie onder het berichtje had gezet. Voor ik het wist was ik terug in de tijd en trokken er hilarische gebeurtenissen aan mijn geestesoog voorbij. Wat een lol hadden wij samen!

De volgende ochtend werd ik heerlijk relaxed wakker en luisterde ik met mijn oortjes in naar een lekker rustig muziekje. Jan was beneden het ontbijt aan het klaarmaken. Plotseling kwam er een berichtje van Richard binnen. Ik had gewaarschuwd moeten zijn. Het was een filmpje van een meisje dat Engels sprak en ik zette het geluid van mijn telefoon harder om te horen wat ze zei. Maar in een split second veranderde dat meisje in een doodeng monster met een afgrijselijk eng gezicht, dat een gruwelijke kreet slaakte! Ik schrok zo allemachtig dat ik mijn telefoon wegsmeet en direct rechtop zat. Het hart klopte me in de keel! Ja hoor, typisch Richard! Grrr! Hij had het weer voor elkaar.

Hoe had onze teamleidster nu zo’n eigenwijze piemel binnen kunnen halen?

Tien jaar geleden leerde ik Richard kennen. Ik werkte in een snel groeiend werkgeversteam dat bedrijven en werkzoekenden bij elkaar bracht. Er was een vacature uitgezet voor een accountmanager en onze teamleidster vertelde dat ze iemand had aangenomen waar ze erg over te spreken was. ‘Jij zult hem leuk vinden zei ze, hij heeft ook humor!’ Zij had het talent om haar team op te bouwen met mensen met heel diverse persoonlijkheden, omdat ze begreep dat die elkaar in een team heel mooi aan kunnen vullen. Zelf was ze ook een inspirerend persoon die er met haar vrolijke energie voor zorgde dat we allemaal met plezier naar ons werk gingen. Soms hoor ik nog haar vrolijke lach door de gangen schallen.

En toen kwam Richard op een maandagochtend binnen lopen. Bijna twee meter lang, strak in het pak, kaal en met een arrogante blik vond ik. Jezus! Hoe had onze teamleidster nu zo’n eigenwijze piemel binnen kunnen halen? Richard en ik keken die week met argusogen naar elkaar. Of in ieder geval ik naar hem. Bij hem kon er die hele week geen lachje af. Hij leek mij serieus en eigenwijs. Moest ik daar mee samenwerken? Nou, dat zou nog wel een klusje worden. De week daarna, maandagochtend om een uur of acht vroeg Richard of ik een bakje koffie wilde. Dat was aardig van hem en ik besloot hem het voordeel van de twijfel te geven. Hij zette de koffie op mijn bureau, ik bedankte hem en nam een slok. Die ik ook direct weer uitspuugde. Gatverdamme wat was dit? Richard begon te schaterlachen. Hij had wel twintig zakjes suiker in mijn cappuccino gedaan en hij kwam niet meer bij. Ik keek hem aan in totale verwarring. Was dit die arrogante piemel? Opeens zag ik een totaal andere man met pretlichtjes in zijn ogen. Hij had zich blijkbaar een week ingehouden en zijn serieuze gezicht opgezet om een goede indruk te maken. Maar achter die façade school een bijzonder inventieve, leuke lolbroek. En nu was het hek van de dam.

Eén keer heeft hij me aan het huilen gekregen

Richard schepte er een satanisch genoegen in mij te klieren. Nou, dan ben je bij mij aan het goeie adres want ik kan er zelf ook wat van. Dat pesten ging dus altijd over en weer maar Richard spande de kroon als het ging om verrassende grappen. En waar ik enigszins naïef en goedgelovig was (en ben), was hij alert en had hij altijd alles in de gaten, zodat het me bijna nooit lukte hem goed terug te pakken. Eén keer heeft hij me aan het huilen gekregen en ik kan zeggen: dan moet je van goeden huize komen.

Een hele dag lang had Richard me geklierd; zout in mijn koffie, water in de zitting van mijn zwarte stoel, zodat ik met een grote natte vlek op mijn kont rondliep, het beeld op mijn computerscherm dat opeens op zijn kop stond en nog veel meer. Het was genoeg! Ik moest hem een lesje leren. Voordat ik ’s middags naar huis ging, veegde ik alles, maar dan ook alles, wat op zijn bureau lag met één armbeweging in de papierbak naast zijn tafel, toen hij even weg was. Maar al in de fietsenkelder begon ik nerveus te worden; Richards privé-telefoon lag nu ook in die papierbak. Stel dat hij die er, om wat voor reden dan ook, niet uit viste? Ik stuurde hem een berichtje op zijn werktelefoon dat hij goed in de prullenbak moest zoeken omdat zijn privé-telefoon er ook in zat. Zo. Ik was opgelucht.

De volgende ochtend, toen ik naar mijn werk fietste wist ik dat Richard me te grazen zou nemen en dat ik dus scherp moest zijn. Hij kwam de afdeling op met een gezicht als een oorwurm. Dus ik riep lachend ‘hou maar op hoor! Ik tuin er toch niet in!’ Richard zei niets tegen me en keek ook niet naar me. De andere collega’s giechelden, zij wisten ook niet of dit nu serieus was of niet. Na een paar uur begon de situatie toch wat ongemakkelijk te worden; Het zou toch niet echt zo zijn dat ik zijn privé telefoon had weggegooid? Het klamme zweet brak me uit en ik zei ‘toe nou Riets (we noemden elkaar inmiddels Riets en Tiets) hou op. Het is nu leuk geweest, laten we nu weer gewoon doen’. Hij zei weer niets en keek met een boos gezicht naar zijn scherm. Voordat hij de deur uitging voor een werkgeversbezoek beet hij me toe:’ je hebt mijn telefoon weggegooid, gek! Wat wil je nu, dat ik aardig doe?’ Ik liep naar Johannes. Hij en Richard waren maten. ‘Ik ben er misselijk van Johannes, zei ik, ik heb Richards privé-telefoon weggegooid, wat moet ik doen? Johannes kwam met een briljant plan.

Onder groot gejoel van de overige collega’s kroop ik dus in die enorme vuilcontainer

Buiten stond een enorme ronde vuilcontainer waar alle vuilniszakken met kantoorafval, voornamelijk papier en koffie bekertjes, in werden gegooid. Johannes had bedacht dat ik daar in zou kruipen en dan zou hij Richards privé-nummer bellen. Dan moest ik goed luisteren in welke zak ik de telefoon over hoorde gaan. Onder groot gejoel van de overige collega’s kroop ik dus in die enorme vuilcontainer. Ik had geen keus, die telefoon moest terug. Johannes belde en ik luisterde en luisterde en duwde vuilniszakken aan de kant maar ik hoorde nergens iets rinkelen. Ik voelde paniek. Wat nu? Er zat niets anders op, ik moest mijn excuses aanbieden en de telefoon vergoeden. En dan hoopte ik maar dat het ooit weer goed zou komen tussen Richard en mij.

Even later kwam Richard, nog steeds met een norse blik, de afdeling op. ‘Hee Richard, zei Johannes, je moet het Tiets nu maar vertellen hoor, want ze is er misselijk van’. Huh? Wat vertellen? In één keer begon iedereen om me heen te bulderen van het lachen en Richard en Johannes lachten het hardst van allemaal. Shit! Ik was er toch weer ingestonken! Van de stress om de zogenaamd weggegooide telefoon begon ik te huilen. ‘Deze keer ben je te ver gegaan’ jankte ik. Nu was het Richards beurt om zich ongemakkelijk te voelen en hij haalde wat te drinken voor me. Na een knuffel was alles weer koek en ei. Zelf vond ik het nu ook vermakelijk. Richard en Johannes sloegen elkaar op de schouders, missie geslaagd. Er zouden nog vele grappen volgen, ook van mijn kant en alle collega’s hadden er lol in maar wij zelf nog het meest. We werkten hard, maar er was altijd ruimte voor een grap en een grol, en onze teamleidster begreep dat.

Dit allemaal is nu zo’n tien jaar geleden en ik besef nu, burn-out thuis, dat dit de ‘gouden tijd’ was. Richard werkt inmiddels in een andere stad. De afgelopen jaren maakten we wel vijf reorganisaties en bezuinigingsronden mee en ik heb drie keer op mijn eigen baan moeten solliciteren. De werkdruk werd abnormaal en de lol verdween. Het werd overleven in plaats van leven. Het ziekteverzuim steeg. Dat gebeurde niet alleen bij ons maar ik zag het overal om me heen bij gebeuren, vooral bij grote instellingen en bedrijven. In ‘onze’ tijd waren we bijna nooit ziek. Het was veel te leuk om te werken. Werkgevers zouden er, nu de crisis voorbij is, voor moeten zorgen dat hun werknemers er weer lol in krijgen, dan zijn e ook veel minder vaak ziek. Dan kan er weer geplaagd en gelachen worden. Dan fietsen we weer fluitend naar ons werk.

 

 

 

Deel dit artikel

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Full 2
Culinaire routes
De leukste restaurants, de meest verfijnde smaken, de eerlijkste gerechten.
Full 2
Full 2
Fiets, wandel- en vaarroutes
Kom lekker in beweging en loop of fiets een mooie route!
Full 2
Full 2
Er op uit
Nederland is veelzijdiger dan je denkt. Laat het dagelijkse leven even achter je en geniet!
Full 2
Full 2
Schrijf mee
Vertel jij graag mooie verhalen? Schrijf dan mee met de redactie van 50+
Full 2
previous arrow
next arrow
Scroll naar boven
Scroll naar top